De arbeidssituatie van Belgen en Vreemdelingen in 2002  BuG 20 Turtelboom

Tabellen Percentages  berekend op Grafieken 15-24jaar Grafieken 25-49jaar Grafieken 25-65jaar
15-24 jaar
25-49 jaar
15-49 jaar
15-65 jaar

- Marokkaans/Turkse vreemdelingen 
- Andere niet-Europese vreemdelingen
- Europese vreemdelingen
- In buitenland geboren Belgen
- In binnenland geboren Belgen
- Totale bevolking

Klik
Klik
Klik
Klik
Klik
Klik

Klik
Klik
Klik
Klik
Klik
Klik

Klik
Klik

Klik
Klik
Klik

Klik

Eigen grafische verwerking van gegevens Enquête Arbeidskrachten uit het artikel van van den Cruyce.
IAB werkloos =l aatste maand actief naar werk gezocht en binnen de 2 weken beschikbaar voor werk.

Artikel Bart van den Cruyce - De ondergebruikte arbeidsreserve van vreemdelingen in België - 

Bart van den Cruyce (Planbureau) -  Download artikel (PDF - 273 KB) - NIS digitale bib

Samenvatting: Uit gegevens van de Enquête naar de arbeidskrachten (NIS EAK) blijkt dat niet alleen de werkloosheid, maar ook de niet-activiteit bijzonder hoog is bij verschillende groepen vreemdelingen in België. In deze paper wordt nagegaan in welke mate het behaalde diploma, discriminatie en andere factoren deze situatie kunnen verklaren. Ook wordt gezocht naar de mogelijke oplossingen gegeven de beroepen waarin vreemdelingen wel werk vinden.Ondanks het feit dat het slechts om een steekproef van iets meer dan 1% van de bevolking op beroepsactieve leeftijd gaat, biedt de enquête naar de arbeidskrachten een inzicht in de arbeidsmarktsituatie van vreemdelingen in België. De nationaliteit, of het geboorteland (binnen de groep Belgen) blijkt een zo sterk criterium bij de bepaling van acti-viteitgraad, werkloosheidsgraad of opleidingsniveau dat de verschillen meestal significant zijn, ook bij kleinere groepen. De verschillen in werkloosheid en activiteitsgraad tussen de beschouwde groepen nationaliteiten bestaan in de drie gewesten. De werkloosheidsgraad van Turken en Marokkanen nam relatief sterk toe tussen 2001 en 2002. Dat kan het gevolg zijn van een grotere gevoeligheid aan een verslechtering van de conjunctuur, maar ook van een proces van naturalisering waarbij de vreemdelingen met de meeste kansen op de arbeidsmarkt eerder opteren voor de Belgische nationaliteit.

Marokkanen en Turken, en vele niet EU-vreemdelingen hebben een reële achterstand in menselijk kapitaal, die duidelijk wordt als men kijkt naar het opleidingsniveau. Het behalen van een diploma hoger secundair of hoger onderwijs verhoogt de jobkansen voor allochtonen, maar vlakt de verschillen met de Belgen niet uit: de nationaliteit en het land van herkomst heeft meer effect op de kans op werkloosheid dan het opleidingsniveau. Achterstelling en discriminatie spelen mogelijk een belangrijker rol in het verkleinen van de tewerkstellingskansen van Marokkaanse en Turkse mannen en vrouwen dan velen voor mogelijk houden.

De erg hoge inactiviteit van Marokkaanse en Turkse vrouwen en de relatief grote inactiviteit bij Marokkaanse en Turkse mannen is een onderbelicht probleem dat meer aandacht van de beleidsmakers verdient. Marokkanen en Turken zijn erin geslaagd om werk te vinden buiten de traditionele sectoren van tewerkstelling, maar hun tewerkstelling blijkt nog in sterke gericht naar het beroep van ongeschoolde of geschoolde arbeider.

Uit het bovenstaande volgt dat, wil men echt de tewerkstellingskansen van de kinderen van Turkse en Marokkaanse immigranten in België verhogen, zowel hun achterstand inzake menselijk kapitaal als de discriminatie moet aangepakt worden. Waarschijnlijk is enkel een gelijktijdige aanpak van beide fenomenen efficiënt. Als men enkel het probleem van discriminatie aanpakt (bijvoorbeeld via de strafrechtelijke weg, via positieve discriminatie of quota’s), dan zullen werkgevers en Belgen stellen dat er wel degelijk een achterstand is, en dat dit de reden is waarom geen allochtone jongeren aangeworven worden. Enkel de nadruk leggen op het wegwerken van de achterstand is echter duur en vereist ook de medewerking van de allochtone jongeren zélf. Als die overtuigd zijn dat zij met meer te studeren nauwelijks meer kansen hebben, is er een motivatieprobleem. Op korte termijn zou het kunnen helpen werkgevers die zelf cursussen Nederlands of Frans geven te ondersteunen.

Dit alles mag niet doen vergeten dat heel wat allochtonen er ondanks de discriminatie toch in slagen werk te vinden. Ook belangrijk is de vaststelling dat Turkse en Marokkaanse vrouwen, ondanks hun betere opleiding en ondanks de minder felle discriminatie tegen deze groep (in vergelijking met de mannen) toch duidelijk minder actief en minder tewerkgesteld zijn dan de mannen uit hun nationale groep. Een campagne die gericht is op de tewerkstelling van allochtone vrouwen, zowel jonge vrouwen als thuiswerkende echtgenotes van immigranten, zou dan ook sneller effect kunnen hebben dan één gericht op de tewerkstelling van allochtone mannen.

Download het artikel (PDF - 273 KB). Het artikel verscheen tevens in het Kwartaalschrift Economie (Nummer 2, 2005). Andere gerelateerde studies zijn "Statistische discriminatie van allochtonen op jobmarkten met rigide lonen" van dezelfde auteur, "Hoe vreemd is vreemd op de arbeidsmarkt ? Over de allochtone arbeidskrachten in België" van Liesbet Okkerse en Anja Termote, "De immigratie in België. Aantallen, stromen en arbeidsmarkt" van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en "Discrimination in access to employment on grounds of foreign origin : the case of Belgium" van Peter ARRIJN (IISA), Serge FELD (ULg-Gresp) en André NAYER (ULB-CeRP).